Van Grondelle Genealogie |
Van hooploper tot opperstuurman
de loopbaan van Boudewijn van Grondelle bij de Verenigde Oostindische Compagnie W.J. van Grondelle en E.C. Vermij In dit artikel beschrijven we het leven van Boudewijn van Grondelle, die in de jaren 1747 t/m 1765 in dienst was van de VOC. We leggen daarbij een verband met de fragmentgenealogie Van Grondelle, zoals beschreven in het artikel 'Het Historisch Kadaster als bron voor genealogisch onderzoek, de familie Van Grondelle te Geertruidenberg'. Daarnaast willen wij in dit artikel wat vertellen over onze ervaringen met onderzoek in het VOC-archief. aanleiding voor het onderzoek Wij zijn Boudewijn van Grondelle op het spoor gekomen bij een bezoek aan het gemeente-archief in Rotterdam. Daar bevindt zich in het Oud Notarieel Archief een akte d.d. 12 augustus 1762 waarin Pieter Matthijs Joele, kapitein van de Oostindiëvaarder Zuid-Beveland, een boekhouder van de VOC Kamer Zeeland machtigt tot afhandeling van de verkoop van twee kisten met inhoud. Deze kisten waren eigendom van Boudewijn van Grondelle, opperstuurman op het schip Zuid Beveland. Volgens dit document had Boudewijn op 26 juni 1762 in een akte, opgemaakt bij notaris Doudeins te Middelburg, kapitein Joele gemachtigd om de verkoop te regelen. Dit was aanleiding voor verder onderzoek in de archieven van de VOC in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag en in diverse Zeeuwse genealogische bronnen. het VOC-archief De laatste jaren is er veel belangstelling voor de VOC. Zo heeft de Teleaccursus over de VOC veel aandacht getrokken. En in diverse steden kan men een VOC-wandeling maken. Deze belangstelling is begrijpelijk. De lange reizen met de relatief kleine zeilschepen spreken immers tot de verbeelding. Verre landen en vreemde volkeren, allemaal ingrediënten voor menig spannend boek. Bovendien weerspiegelt zich in de geschiedenis van de VOC de ondernemingslust en handelsgeest van ons land in de zeventiende en achttiende eeuw. Dat er ook minder leuke kanten aan deze expansiedrang zaten, laten we hier buiten beschouwing. Er is over de VOC veel bekend. Dat komt doordat de VOC-dienaren enorm ijverige schrijvers waren. Ze registreerden alles en liefst in meer dan één kopie. Daardoor is er veel bewaard gebleven. Dit had alles te maken met de grote afstand tussen de handelsactiviteiten in Indië en het bestuur in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De natuurlijke tendens tot verzelfstandiging van de activiteiten in Indië stond natuurlijk op gespannen voet met de wens van de bestuurders in de Republiek - de Heren Zeventien - om de touwtjes stevig in handen te houden. Vandaar dat er al snel een uitgebreid administratief systeem werd ingevoerd, waarmee een intensieve controle mogelijk werd. De dienaren van de VOC schreven alles op over de handelstransacties, over het personeel en over Indië zelf. Ze maakten daarvan vele kopieën, één voor het archief in Batavia en verschillende voor de archieven van de Kamers in de Republiek. Van belangrijke stukken werden vaak kopieën met verschillende schepen naar patria gezonden. Dit vergrootte de kans dat er een kopie aankwam! Door dit alles bevat het VOC-archief van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag een rijke verzameling aan stukken. En gelukkig zijn deze stukken goed toegankelijk dankzij een uitvoerige en zeer goed gedocumenteerde inventaris. bronnen over VOC-schepen en hun bemanning Het VOC-archief bevat niet alleen gegevens over de handel en het personeel in Indië, maar ook over de schepen en hun bemanningen die de handelswaar vervoerden naar patria. Gezien het doel van ons onderzoek - het opsporen van een bemanningslid van een VOC-schip - komen in dit artikel vooral deze laatste gegevens aan de orde. Voor een goed begrip van de VOC-archieven is het nuttig om eerst enkele specifieke bronnen en termen toe te lichten. Om te beginnen zijn er de scheepssoldijboeken of grootboeken. Na vertrek van een schip werden alle opvarende VOC-dienaren geregistreerd in een scheepssoldijboek, dat dus de functie had van scheepsmonsterrol. Men werd vermeld in volgorde van rang, de kapitein dus voorop, en ieder scheepssoldijboek bevat een index of klapper met alle namen alfabetisch gerangschikt op voornaam. In dit boek werd tijdens de heenreis per bemanningslid bijgehouden hoeveel hij verdiende, wat hij op voorschot uitgekeerd had gekregen, en welke overige kosten er voor hem werden gemaakt. Bij aankomst in Batavia werden de soldijrekeningen van deze dienaren afgesloten. De verdiende gage over de heenreis werd op het tegoed van elke dienaar bijgeschreven. Ook daarna werden alle verdiende gages van een met dit schip vertrokken dienaar bijgehouden in dit boek. Dat gold zowel voor dienaren die vervolgens een aantal jaren in Batavia bleven werken, als voor hen die naar patria terugkeerden, hetzij met hetzelfde dan wel met een ander schip. Na terugkeer in patria (of na eerder overlijden) werd een totale afrekening gemaakt en uitbetaald aan de dienaar of zijn nabestaanden. Voor VOC-onderzoekers is het belangrijk om eraan te denken dat de financiële gegevens van personen die naar een ander schip werden overgeplaatst, werden bijgehouden in het scheepssoldijboek van het schip van de heenreis. Welke complicaties dit met zich kan brengen bij het zoeken naar personen komt later in dit artikel nog aan de orde. Vervolgens zijn interessant de aanneemrollen en de monsterrollen. Ook deze werden bijgehouden per schip. De aanneemrol vermeldt in volgorde van rang de personen die bij het begin van de reis zijn aangesteld, met vermelding van plaats van herkomst, gage en borggever. De monsterrol - ook wel betaalrol genoemd - bevat per persoon op alfabet (voornaam!) gerangschikt een overzicht van naam, woonplaats, gage en het deel van de gage dat de VOC in de Republiek tijdens de reis uitbetaalde aan het gezin of aan anderen. Dat laatste noemde men 'vermaken'. Een veel voorkomende aanduiding is '3/m jaerlix aan sijn huysvrouw': drie maanden gage per jaar. Het aardige is dat de naam van 'syn huysvrouw' of sijn moeder' er meestal bijstaat. Dit kan interessante genealogische informatie opleveren. Verder zijn er nog de zgn. verzoekboeken: het soldatenverzoekboek en het matrozenverzoekboek. Hierin werden verzoeken genoteerd om een deel van de gage tijdens de reis aan anderen in de Republiek uit te betalen. Ook in dit boek worden de dienaren in alfabetische volgorde genoemd. Ze ondertekenden hun verzoek zelf, sommigen met een handtekening, anderen met een kruisje. Zo hebben wij van Boudewijn van Grondelle een sierlijke handtekening gevonden (zie illustratie). Tenslotte mag ook het boek Dutch Asiatic Shipping niet onvermeld blijven. In dit standaardwerk staan alle schepen vermeld met gegevens over hun reizen naar Indië (outward voyages) en terug (homeward voyages). Na deze uiteenzetting over bronnen en termen is het tijd om wat meer te vertellen over hoe wij in het archief te werk gingen. op zoek naar Boudewijn Zoals in de introductie vermeld, beschikten we over de naam van een schip op de terugreis: de Zuid-Beveland, in 1762 gearriveerd op de rede van Rammekens. In Dutch Asiatic Shipping kwam de Zuid-Beveland inderdaad voor, en wat belangrijker was, daaruit konden we ook het jaar van vertrek halen (1761). Nog onbekend met de geheimen van het archief zochten we vervolgens het scheepssoldijboek op van de Zuid- Beveland 1761. Daarin kwam Boudewijn echter niet voor! Hoe kon dat? Pas na flink wat piekeren vonden we de juiste verklaring: hij was met een ander schip uit de Republiek vertrokken! En dus stonden al zijn gegevens - ook die over de terugreis - in het scheepssoldijboek van dat 'heenreis'-schip, en niet in het scheepssoldijboek van de Zuid-Beveland. Wat nu? Met welk schip zou hij zijn vertrokken? Er zat niets anders op dan te zoeken in de aanneemrollen van alle schepen die omstreeks 1761 uit de Republiek waren vertrokken. En jawel, we vonden Boudewijn van Grondelle, opperstuurman, in de aanneemrol van het schip Borssele (1761). Vervolgens bekeken we van deze reis het scheepssoldijboek. Ook daarin stond hij vermeld met alle gegevens over gage etc., inclusief de mededeling dat hij met de Zuid-Beveland op 25 juni 1762 weer in patria was gearriveerd. Dus dat klopte. En toen wilden we verder zoeken. "Als hij in 1761 als opperstuurman aanmonsterde zal dat vast niet zijn eerste reis zijn geweest!" Dus zochten we terug in de aanneemrollen. Dat leverde nog vijf eerdere reizen op. En, zo overwogen we: "Waarom zou de reis met de Borssele en de Zuid-Beveland zijn laatste zijn geweest? Laten we ook nog eens later in de tijd zoeken."Weer de aanneemrollen erbij, en jawel, ook dat leverde nieuws: Boudewijn was nog een keer naar de Oost vertrokken. Zo hebben we al zijn reizen gevonden. Hij vertrok in 1747 op zijn eerste reis als hooploper, een soort leerling-matroos, met het schip Baarzande. In totaal maakte hij zeven reizen (zie bijlage aan het eind van dit artikel). Op de laatste reis overleed hij in het ziekenhuis van Batavia. wie was Boudewijn van Grondelle? Uit de scheepssoldijboeken van de diverse schepen blijkt dat Boudewijn van Grondelle in Middelburg woonde. Zoals bekend is veel archiefmateriaal over Zeeuwse gemeenten (waaronder Middelburg) in de Tweede Wereldoorlog bij een bombardement verloren gegaan. Over Middelburg is uit die tijd dan ook weinig bewaard gebleven. Mede dankzij het VOC-archief weten we toch wel het een en ander over Boudewijn. Zo werd bij zijn aanmonstering nogal eens een borggever ( borg') vermeld. En verder vermaakte hij vaak een deel van zijn gage aan familie in het vaderland. Tezamen met gegevens uit de Zeeuwse archieven en enkele andere bronnen konden we toch wel een beeld van Boudewijns leven opbouwen. getrouwd met Isabella Clarisse In de scheepssoldijboeken van de schepen vanaf zijn vijfde reis (met de Zuid-Beveland 1757) lezen we dat Boudewijn getrouwd was met Isabella Clarisse. Hij vermaakt vanaf dat moment drie maanden gage per jaar "aan sijn vrouw Isabella Clarisse". Dat sluit goed aan bij de vermelding in het Waals Fichier van de ondertrouwdatum 4-12-1756 van Boudewijn van Grondelle en Isabella Clarisse (in de gemeente Oost-Souburg). Isabella Clarisse is de dochter van Abraham Clarisse (de jonge) en Adriana Biljaars. Zij werd gedoopt te Oost-Souburg op 5-9-1734. kinderen van Boudewijn en Isabella In de DTB van Oost-Souburg vonden we de doopgegevens van twee kinderen van Boudewijn en Isabella: Abraham (gedoopt 25-12-1757, doopgetuigen Abraham Clarisse en Elisabeth den Uil) en Cornelis (gedoopt 19-4-1760, doopgetuigen Cornelis Peijl en Maria Clarisse). Over Abraham hebben we verder geen gegevens kunnen vinden. Cornelis is vermoedelijk dezelfde als de lidmaat Cornelis Grondel uit Nieuw- en Sint Joosland die 21-3-1783 belijdenis doet en met attest 17-5-1785 naar Middelburg vertrekt. Vermoedelijk ook de Cornelis van Grondelle die op 6-12-1784 wordt opgenomen in het Armziekenhuis Middelburg. Hij is dan 24 jaar oud. Vijf maanden later, op 28-5-1785, "treedt" hij weer "uit"("rekening naar de heer Pijl te Nieuwland" (dit is dus zijn 'peter'!). Cornelis Pijl is dan net (twee maanden daarvoor) overleden. In 1785 is een Cornelis van Grondelle portier/ondermeester van het armenweeshuis te Middelburg. Op 15-12-1788 wordt een Cornelis van Grondelle begraven in Middelburg. Adres: 'Oude Weeshuis'. Boudewijns ouders We hebben in Zeeland geen gegevens kunnen vinden over Boudewijns doop. Aangezien de doop- en trouwboeken van Middelburg zijn verdwenen, is dit niet verwonderlijk. Toch weten we wel iets over zijn ouders, deels dankzij het VOC-archief. In de aanneemrol van het schip Baarzande, waar Boudewijn in 1747 als hooploper aanmonstert, wordt als zijn borg genoemd: 'de vader'. Helaas wordt zijn vader hier dus niet met name genoemd. Bij zijn volgende reis met de Baarzande (vertrek 1749) wordt als borg genoemd 'de schipper'. Het kan zijn dat dit betekent dat zijn vader inmiddels is overleden. Een andere aanwijzing hiervoor is dat, nadat Boudewijn bij zijn eerste twee reizen niets heeft vermaakt, hij bij zijn derde reis (als constabelsmaat op de Nieuw Vijvervreugd) drie maanden gage per jaar vermaakt "aan zijn moeder Elizabeth den Uijl". Ook wordt bij deze reis zijn moeder als borg genoemd. Dat gebeurt ook bij zijn vierde reis (als derde waak = derde stuurman). Bij zijn volgende reizen vermaakt hij - zoals al vermeld - een deel van zijn gage aan zijn vrouw Isabella. Uit de VOC-gegevens blijkt dus dat zijn moeder Elisabeth den Uijl heette. Deze Elisabeth den Uijl wordt ook genoemd als doopgetuige bij Boudewijns en Isabella's kind Cornelis (zie boven). Daarmee is nog niet opgelost hoe Boudewijns vader heette. Een trouwboek zou dan uitkomst kunnen bieden, maar dit is er zoals gezegd niet in Middelburg. We kunnen echter wel een vermoeden formuleren. In 1747 woont in Middelburg een Hendrik van Grondelle, meester knoopmaker. Nu is er maar één Hendrik van Grondelle bekend die in die tijd voorkomt in de genealogie van de familie Van Grondelle, nl. de Hendrik die aldaar werd gedoopt op 1-2-1711, zoon van Boudewijn van Grondelle en Wilhelmina Zeeman. Het lijkt dan ook aannemelijk dat deze Hendrik dezelfde is als de Hendrik van Grondelle uit Middelburg. Het is goed denkbaar dat Boudewijn van Grondelle een zoon was van deze Hendrik. Hierop duidt ook zijn voornaam: hij zou als (oudste?) zoon immers zijn vernoemd naar zijn grootvader van vaders kant, i.c. Boudewijn. Wel rijst dan de vraag waarom de eerste zoon van Boudewijn en Isabella niet naar Hendrik is vernoemd, maar naar Isabella's vader. Wellicht omdat Hendrik al was overleden. In de begraafregisters van Middelburg wordt een Hendrik van Grondelle genoemd, overleden 15-11-1748, begraven 20-11-1748. Indien Hendrik van Grondelle Boudewijns vaders was, zou dit ook verklaren waarom in 1747 zijn vader, en in 1749 de schipper borg stond voor Boudewijn. Ook de vermakingen, vanaf 1751 tot aan Boudewijns huwelijk in 1756, aan zijn moeder kloppen goed met de veronderstelde datum van het overlijden van zijn vader. Boudewijns geboortedatum onbekend De geboortedatum van Boudewijn is onbekend. Als Hendrik inderdaad de vader was, en dezelfde als de Hendrik van Grondelle die op 1 februari 1711 in Geertruidenberg is geboren, dan zou Boudewijn op zijn vroegst ongeveer in 1732 kunnen zijn geboren. Dit betekent dat hij voor het eerst voor de VOC voer op de leeftijd van ca. vijftien jaar. Dit was een gebruikelijke leeftijd voor een leerling-matroos ( hooploper'). Als hij inderdaad in 1732 is geboren, dan is hij dus 33 jaar oud geworden. Al met al heel wat reizen in zo'n kort leven. overlijden Boudewijn Uit het scheepssoldijboek van het schip Burch (1764) blijkt dat Boudewijn is overleden op (of omstreeks) 12 juni 1765 in het hospitaal van Batavia. Volgens verslagen uit die tijd was dit een afschuwelijke plaats en werd opname daar gelijkgesteld aan een doodvonnis. Voor zijn verpleging daar betaalde de VOC volgens het grootboek van de Burch aan het hospitaal f 4,10. Vlak daarna werd aan het schip de Nieuwvliet (waarschijnlijk een van de eerste schepen die na Boudewijns overlijden naar patria vertrokken) een bedrag van f 96 meegegeven. Dit is gelijk aan drie maanden gage. Waarschijnlijk was het bestemd voor Isabella. De rest van zijn tegoed van de heenreis, en ook Boudewijns boedel, werd een jaar later, toen de Burch terugkwam in Nederland, overgedragen aan de stadskamerbode. Onze brief naar het Arsip Nasional Republik Indonesia (eerst in mei, later nog eens in oktober 1997) leverde hierover geen nieuwe gegevens op. In een brief zegt de dienst geen gegevens te hebben gevonden. Waar men gezocht heeft, en of er nog wel archiefstukken van dit hospitaal of bijvoorbeeld begraafregisters bestaan, vermeldt de brief niet. hoe ging het verder met Boudewijns gezin? Het huwelijk van Boudewijn en Isabella duurde negen jaar. Twee jaar na Boudewijns overlijden hertrouwt Isabella te Middelburg (23-5-1768) met Christiaan Roelofsen. Of zoon Abraham dan nog leeft, is niet bekend. Zoon Cornelis is dan acht jaar. Als Cornelis op 22-jarige leeftijd belijdenis doet, doet hij dat in Nieuw- en Sint-Joosland. Kennelijk woont hij dan bij zijn oom en tante, Cornelis Pijl en Maria Clarisse. Het is niet duidelijk of hij in de tussenliggende vijftien jaar bij zijn moeder en stiefvader woonde of bij zijn oom en tante. We hebben van Isabella geen overlijdensgegevens kunnen vinden. Al met al lijkt het zeer waarschijnlijk dat Boudewijn, afgezien van zijn eigen twee kinderen, geen verdere nakomelingen heeft. overige familie in Middelburg? In dezelfde periode woonden er nog meer personen met de naam Van Grondelle in Middelburg. Zo was er een Pieter van Grondelle, Commies der Posterijen. Deze Pieter trouwt op 16-5-1759 te Middelburg met Christina van der Meulen. In 1761 koopt hij een huis aan de Noordstraat, van Elisabeth den Uyl. Hij komt ook voor in het Register Dienstplicht 1797-1798 (tijdens de Franse oorlog). Volgens deze lijst is hij dan 62 jaar oud. Pieter overlijdt in 1802 op de leeftijd van 68 jaar. Gezien zijn leeftijd is hij van dezelfde generatie als Boudewijn. Elisabeth de Uyl, van wie Pieter een huis koopt, is ongetwijfeld dezelfde als de moeder van Boudewijn. Zou Pieter een broer van Boudewijn zijn geweest? Daarnaast vonden we in Middelburg nog verschillende personen met de naam (Van) Grondel(le). Zo vonden we in het begraafregister Cornelia van Grondel (begr. 6-4-1736), Adriana Willemina Grondel (begr. 16-5-1737), Hendrik van Grondel (begr. 14-8-1763) en Daniël van Grondelle (begr. 12-6-1782). Verder vonden we in het Waals Fichier Sara van Grondelle, die 1-9-1769 te Middelburg trouwt met Pieter Eijstek. Zij is begin 1809 nog in leven. Het is niet zeker of al deze naamgenoten familieleden zijn - hetzij van elkaar, hetzij van Boudewijn - maar waarschijnlijk is het wel. zeeman van beroep Boudewijn klom van leerling-matroos op tot eerste stuurman. Achtereenvolgens was hij hooploper (Baarzande 1747), matroos (Baarzande 1749), constabelsmaat (Nieuw Vijvervreugd 1752), derde waak (Hercules 1754), onderstuurman (Zuid Beveland 1757), opperstuurman (Borssele 1761) en tenslotte onder- stuurman (Burch 1764). De reizen van en naar Indië duurden gemiddeld genomen tussen de zes en acht maanden. In Indië bleef het schip meestal zo'n vier maanden liggen, zodat een totale reis betekende dat men ruim anderhalf jaar van huis was. De perioden tussen Boudewijns reizen verschillen nogal qua lengte: variërend van vier maanden (in het begin) tot ca. twee jaar (voor zijn laatste reis). In de tweede helft van de achttiende eeuw vertrok het merendeel van de uitgaande schepen in december en januari (de Kerstvloot) en in april en mei (de Paasvloot). Tijdens één periode van wachten, na twee reizen naar Indië, monstert Boudewijn aan op een schip van de Admiraliteit van Zeeland. Van 15 mei tot 24 september 1751 dient hij als matroos op s lands Schip van Oorlog "de Jonge Prins van Orange", "gedestineert geweest ter laatste kruistocht om de noord". Eén van de reizen naar Indië en terug duurde wel erg lang: die van de Hercules, van oktober 1753 tot juli 1756, dus ruim 2½ jaar. Hiervan brengt het schip 1« jaar door in Indië. De Hercules vertrekt voor de thuisreis niet vanuit Batavia, maar vanuit Bengalen. Waarschijnlijk heeft het schip, en dus ook Boudewijn, in het Verre Oosten nog één of meer reizen gemaakt alvorens huiswaarts te keren. Twee maanden na de terugkeer van de Hercules trouwt Boudewijn met Isabella Clarisse. Op Boudewijns laatste reis naar Indië gaat hij een stuk terug in rang: hij vaart als onderstuurman, met een salaris van f 36, in plaats van de f 48 die hij als eerste stuurman verdiende op zijn voorlaatste reis. Het is niet duidelijk of deze stap het gevolg is van personeelsbehoeften van de VOC of of dat het te maken heeft met persoonlijke omstandigheden of functioneren van Boudewijn. Curieus is dat er op deze reis ook weer sprake is van een borggever (de schipper staat borg). Dit was bij zijn vorige twee reizen niet (meer) het geval. Was dit een soort financiële voorzorg van de VOC, of was er een andere reden? We weten het niet. financiën Het is maar zeer ten dele gelukt de financiële gegevens over Boudewijn uit de scheepssoldijboeken te begrijpen. Het salaris van een VOC-dienaar hing uiteraard af van zijn rang: een hooploper verdiende f 7,- per maand, een matroos f 9,-, een constabelsmaat f 14,-, een derde waak f 26,- en een onderstuurman f 32,-. Uiteindelijk verdiende Boudewijn, als opperstuurman, f 48,- per maand. Af en toe verdiende hij echter aan het eind van een reis een bedrag dat veel hoger was dan op basis van zijn gage alleen te verwachten zou zijn. In het scheepssoldijboek werd opgeschreven hoeveel iemand verdiende. Voor de heenreis komt dit bedrag precies overeen met het aantal maanden vermenigvuldigd met de maandelijkse gage. Na aftrek van kosten gemaakt voor vertrek uit Nederland (persoonlijke uitrusting, twee maanden gage op de hand') leverde dit een tegoed (of, in het geval er sprake was van een schuld, of een schuldbrief aan toonder, een "tequaet") op. Het bedrag voor de terugreis is niet op die manier na te rekenen: steeds is sprake van een eindbedrag dat ongeveer twee keer zo hoog is op grond van het aantal maanden (inclusief de tijd doorgebracht in Indië) te verwachten zou zijn. Daarnaast vonden we in de scheepssoldijboeken van de Hercules (1753) en de Zuid-Beveland (1757) twee resp. vier verklaringen van personen die beslag legden op "alle de verdiende gages en andere gelden van Boudewijn van Grondelle [...] omme daar aan te verhalen des arrestanten pretentie", met een totaal bedrag van ca. f 2200,- resp. f 900. Deze beslagleggingen vonden plaats én à twee weken na terugkeer van Boudewijn in Nederland, en werden meestal enkele maanden daarna opgeheven ( ontslagen'), tegelijk met de definitieve uitbetaling aan Boudewijn van de resterende verdiensten voor de totale reis. Met name bij de reis van de Hercules gingen deze bedragen Boudewijns officiële gage ver te boven. Wellicht verdiende hij naast zijn gewone' gage nog behoorlijk veel geld met handel in Indische producten. Hierop wijst ook de akte over de kist, die de directe aanleiding was voor onze zoektocht (zie hieronder). wat was er aan de hand met die kisten in 1762? De in het begin van dit artikel genoemde transactie blijkt heel gebruikelijk te zijn geweest. Dienaren van de VOC mochten (een of enkele) kisten met privé-handelswaar mee terug nemen. Verkoop in de Republiek leverde een aardige extra verdienste. Uit de akte uit 1762 blijkt dat kapitein Joele ook voor andere scheepsofficieren de verkoop regelde. In het ONA Rotterdam komen overigens legio akten op naam van Joele voor. Blijkbaar was hij een echte handelaar. Dit is de enige keer dat hij een kist voor Boudewijn verkoopt, maar het was ook de enige keer dat Boudewijn vaart op een schip met Joele als schipper. Wellicht heeft Boudewijn veel meer van dit soort handel gedreven, maar dan in Middelburg zelf. Dit zou ook een verklaring kunnen zijn voor de briefjes in de scheepssoldijboeken van de Hercules en de Zuid-Beveland. Een van de namen die hierbij steeds terugkomen, is Jacobus Helleweel, koopman te Middelburg. Wellicht werkten Boudewijn en hij op de een of andere manier samen bij het verhandelen van Indische produkten. Helaas zijn geen gegevens hierover (zoals notarisakten) uit Middelburg bewaard gebleven. Uit de literatuur is overigens bekend dat deze privéhandel in zijn algemeenheid soms de spuigaten uitliep. Bij de Engelse East India Company werd op een gegeven ogenblik het toegestane aantal kisten per persoon sterk beperkt. conclusie Uit de schaarse beschikbare gegevens uit het RA Zeeland en het Waals Fichier hebben we een aantal losse gegevens gevonden over personen met de naam Van Grondelle. Het VOC-archief geeft op deze gegevens nuttige aanvulling, doordat het aan de ene kant enkele nieuwe gegevens oplevert, en aan de andere kant bepaalde vermoedens bevestigt. Verder geeft het natuurlijk een heel aardig beeld van Boudewijns loopbaan. Om met name de financiële gegevens hierover op de juiste manier te kunnen interpreteren, is een uitgebreidere studie nodig van de boekhouding van de VOC. Naschrift De schrijvers danken mevr. M.C.J.C. van Hoof, Algemeen Rijksarchief te Den Haag, en dr.F.S. Gaastra, Faculteit Geschiedenis Rijksuniversiteit Leiden, voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel. Dit artikel is verschenen in Gens Nostra 55 (2000, januari), pp. 19-29. naar begin pagina ***************************************************************** Bijlage 1: Boudewijn's reizen Uit de VOC-archieven blijkt dat Boudewijn van Grondelle vanaf 1747 zeven reizen heeft gemaakt naar Indië. 1. Hij vertrekt voor het eerst op 22 maart 1747 als hooploper op het schip Baarzande (vertrek van de rede van Rammekens, aankomst te Batavia 30-10-1747). Hij komt met hetzelfde schip terug op 6 september 1748 (aankomst Rammekens). Een 'hooploper' (ook: oploper) was een soort leerling-matroos. 2. Zijn tweede reis maakt hij opnieuw met het schip Baarzande, maar nu als matroos (vertrek Rammekens 22-4-1749, aankomst Batavia 11-12-1749). Hij keert met hetzelfde schip terug op 26 september 1750. Deze keer komt het schip aan op de rede van Texel, omdat het vooral handelswaar voor de Kamer Enkhuizen aan boord heeft. Volgens het scheepssoldijboek wordt de resterende gage op 5 november 1750 aan Boudewijn uitbetaald. Kennelijk is het schip dan weer terug in Zeeland. 3. Eind 1751 vertrekt hij opnieuw naar Indië, nu met het schip Nieuw Vijvervreugd (vertrek Rammekens 23-10-1751, aan- komst Batavia 13-7-1752). Hij is dan inmiddels 'opgeklommen' tot constabelsmaat. De terugreis maakt hij met hetzelfde schip (vertrek Batavia 7-11-1752, aankomst Rammekens 21-6-1753). 4. Zijn vierde reis is met de Hercules (vertrek 23-10-1753, aankomst Batavia 4-5-1754). Op deze reis is hij derde waak (derde stuurman). De terugreis met de Hercules begint in Bengalen (vertrek 17-1-1756, aankomst Rammekens 29-7-1756). 5. Op 18 oktober 1757 vertrekt hij als onderstuurman op het schip Zuid-Beveland van de rede van Rammekens (aankomst Batavia 5-5-1758). Hij maakt de terugreis met het schip Vosmaer (vertrek Batavia 31-10-1758, aankomst Rammekens 24-6-1759). 6. In 1761 vertrekt Boudewijn weer naar Indië, deze keer als opperstuurman op het schip Borssele (vertrek Rammekens 9-1-1761, aankomst Batavia 7-7-1761). De terugreis maakt hij met het schip Zuid-Beveland, volgens de bovengenoemde akte als opperstuurman (vertrek Batavia 2-11-1761, aankomst Rammekens 24-6-1762; kapitein Pieter Matthijs Joele). 7. Zijn laatste reis maakt hij als onderstuurman met het schip Burch (vertrek Rammekens 10-8-1764, aankomst Batavia 6-4-1765). Uit het scheepssoldijboek van de Burch blijkt dat Boudewijn op 12 juni 1765 in het hospitaal van Batavia is overleden. Bronnen: Algemeen Rijksarchief Den Haag (ARA) Gemeente-archief Middelburg Rijksarchief Zeeland Scheepssoldijboeken van de diverse genoemde schepen Dutch Asiatic Shipping, Volumes I en II naar begin pagina **************************************************************** Bijlage 2: Deelgenealogie Boudewijn van Grondelle
|